Tijdens de refereerbijeenkomst van JWS op 19 februari 2015 stond de rol van zorgverleners bij eenzame opsluiting in vreemdelingendetentie centraal. Dit thema was ingegeven door de constatering dat bij de vaststelling van de European Prison Rules (EPR; 2006) van de Raad van Europa Denemarken een voorbehoud had gemaakt bij artikel 43 lid 2. In dit artikel wordt gesteld dat de behandelend arts, dan wel in diens opdracht de verpleegkundige, de ‘gedetineerde’ zo spoedig mogelijk na diens plaatsing in eenzame opsluiting regelmatig moet bezoeken en zo nodig medische zorg moet bieden. Het argument van het Deense voorbehoud was: “the requirement that prisoners held under solitary confinement be visited by medical staff on a daily basis raises serious ethical concerns regarding the possible role of such staff in effectively pronouncing prisoners fit for further solitary confinement.” Indien de behandelend arts concludeert dat voortzetting van de eenzame opsluiting ernstige risico’s met zich meebrengt voor de lichamelijke of geestelijke gezondheid van betrokkene dient hij/zij de directeur van de penitentiaire inrichting daarvan op de hoogte te stellen. Echter, als de arts dat niet doet zou je kunnen stellen dat hij/zij impliciet medeplichtig is aan voortzetting van de eenzame opsluiting. Ofwel, de rol van de arts bij eenzame opsluiting kent ethische bezwaren.
Inleiding
Prof. Dr. Dick Raes, emeritus hoogleraar forensische psychiatrie en o.a. lid van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, leidde de refereerbijeenkomst over het thema in.
Het is de bevoegdheid van de directeur van een vreemdelingendetentiecentrum om beperkingen op te leggen op grond van een aantal overwegingen. Deze beperkingen beginnen met uitsluiting van deelname aan activiteiten tot afdelingsafzondering. Plaatsing in een afzonderingcel als straf- of ordemaatregel is het einde van de keten. Toepassing van de strafcel kan per inrichting verschillen en daarmee is er rechtsongelijkheid in de mate waarin de strafcel wordt toegepast.
Gedragscodes voor artsen
Artsen die werkzaam zijn binnen de detentiecentra voor vreemdelingen of die geconsulteerd worden, zijn gehouden aan de gebruikelijke wetgeving: WGBO, BIG, etc. Wanneer zij door de directie van een detentiecentrum worden verzocht te adviseren met betrekking tot isolatie van hun patiënt ontstaat een rolconflict voor de arts. Op grond van de WGBO is de arts gehouden aan de zorgplicht, echter de arts mag ook geen schade toebrengen aan de patiënt. Zich onthouden van advies met betrekking tot de afzonderingsongeschiktheid kan leiden tot schade aan de patiënt, omdat de directeur van het detentiecentrum zonder contra-indicatie van de arts kan besluiten de patiënt in isolatie te plaatsen. Echter, isolatie is voor íedereen schadelijk en de arts mag geen schade toebrengen aan de patiënt. Het bepalen welke patiënt wel “afzonderingsgeschikt” is en welke niet, is feitelijk strijdig met de gedragcode van artsen.
Dubbele loyaliteit
Er kan dus sprake zijn van een dubbele loyaliteit. Voor artsen staat het welbevinden van diens patiënt voorop. Anderzijds is de arts loyaal aan de werkgever, voor wie vaak orde en veiligheid op de eerste plaats staat. Wat te doen als er geen directe medische reden is aan te voeren voor de eenzame opsluiting en de directeur beslist toch om een ‘gedetineerde’ te isoleren als orde- of strafmaatregel? En heeft onrust onder gedetineerde vreemdelingen in vreemdelingendetentie niet vaak te maken met de spanningen ten gevolge van de vrijheidsontneming, het gebrek aan privacy en de onzekere toekomst?
Equality of care
Op grond van de EPR (2006) hebben gedetineerden recht op “equality of care”: een gedetineerde heeft recht op dezelfde zorg als iemand die niet gedetineerd is. Binnen penitentiaire inrichtingen heeft de behandelend arts echter ook een adviserende rol ten opzichte van de directie. Dit is in strijd met de WGBO, die een duidelijke scheiding voorschrijft ten aanzien van behandeling enerzijds en advisering anderzijds.
Enige conclusies
Na een uitvoerige en levendige discussie constateerden de aanwezigen bij de refereerbijeenkomst ondermeer dat er, in tegenstelling tot in de GGZ, in de vreemdelingenbewaring te weinig preventieve maatregelen worden genomen om ‘dwang en drang’ te reduceren.
Resteerde de oorspronkelijke vraag of de behandelend arts de vreemdeling in eenzame opsluiting in vreemdelingendetentie dagelijks moet bezoeken om diens gezondheidstoestand in de gaten te houden. De algemene conclusie is dat dit wel in het belang is van betreffende vreemdeling. Maar daarnaast zou de behandelend arts ook elke keer de directie moeten meedelen dat eenzame opsluiting schadelijk is voor de gezondheid. Elk bezoek van de behandelend arts aan de eenzaam opgeslotene zou uiteindelijk tot doel moeten hebben om te de-isoleren.
Zie ook de brief van JWS aan de Tweede Kamer commissie betreffende isolatie in vreemdelingendetentie.