De Nederlandse overheid komt haar internationale verplichting om racisme te voorkomen en tegen te gaan onvoldoende na. Dat concluderen het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) en 25 andere niet-gouvernementele organisaties en deskundigen, waaronder JWS, in hun rapportage aan het Antiracisme-comité van de Verenigde Naties.
Een voorbeeld is dat in het beleid ten aanzien van (vooral niet-westerse) vreemdelingen de Nederlandse overheid niet voldoet aan de internationale normen. Zo geeft de Nederlandse wet geen onvoorwaardelijk recht op basisvoorzieningen als ‘bed, bad en brood’ aan ongedocumenteerde migranten. Het NJCM roept de overheid op om iedereen deze basisrechten toe te kennen, ook ongedocumenteerden, bovenal kinderen, en hen van onderdak, eten en kleding te voorzien.
JWS heeft in haar bijdrage aan de rapportage onder meer gewezen op de stopzetting van de landelijke subsidie voor de tolken en vertaaldiensten in de gezondheidszorg voor personen die het Nederlands niet voldoende machtig zijn. Daardoor is de toegankelijkheid van de zorg voor hen belemmerd geraakt.
Ook het College voor de Rechten van de Mens stelt dat de overheid te weinig doet om discriminatie aan te pakken. Bovendien legt de overheid te veel verantwoordelijkheid bij de burger zelf, of bij andere partijen zoals werkgevers om discriminatie te bestrijden.
Over deze en andere kwesties zal het Antiracisme-Comité zich dinsdag 18 en woensdag 19 augustus buigen in een dialoog met een delegatie van de Nederlandse regering. Dit is een periodieke procedure, waarin alle 177 leden van het VN-Verdrag tegen Racisme op hun beurt worden uitgenodigd om hun racismebeleid onder de loep te nemen. Eind augustus zal het VN-Comité aanbevelingen doen aan de Nederlandse regering. Deze aanbevelingen zijn mede gebaseerd op de inbreng van organisaties als het NJCM en het College voor de Rechten van de Mens.
Bronnen: NJCM en het College voor de Rechten van de Mens
Lees ook de gehele tekst van de Joint NGOreport_NJCM_Dutch_Session_CERD_July2015