In het kader van de Dag van de Mensenrechten op 10 december, werd door de JWS het symposium “ Het medisch beroepsgeheim: wat is het ons waard?” georganiseerd.
In toenemende mate lijkt het medisch beroepsgeheim als waarborg voor goede, toegankelijke zorg onder druk te staan omdat andere waarden lijken te prevaleren. Veranderingen zoals de recente decentralisatie, stelselwijzingen en daarmee samenhangende veranderingen in de wetgeving, bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet, en verschuivende maatschappelijke opvattingen, bijvoorbeeld over risicobeheersing en fraudebestrijding, lijken het beroepsgeheim als waarborg voor goede zorg ter discussie te stellen. Veranderingen in de zorg en nieuwe vormen van samenwerking leiden op die manier mogelijk tot andere verhoudingen tussen degenen die zorg nodig hebben en zorg verlenen.
Na een korte inleiding – Introductie ACNK over beroepsgeheim – door de dagvoorzitter, prof. dr. Arie Nieuwenhuijzen Kruseman, internist en voormalig voorzitter van de KNMG, werden door drie sprekers verschillende kanten van het beroepsgeheim belicht.
Dr. Mr. Sjaak Nouwt, adviseur gezondheidsrecht KNMG deed de juridische kant van het beroepsgeheim uit de doeken. Wat houdt het beroepsgeheim in, en vooral wanneer moet je als arts of professional in de zorg aan het beroepsgeheim vasthouden en wanneer mag je het doorbreken? In het strafrecht bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van het verschoningsrecht. Dat betekent dat je als arts in een juridische procedure wel verschijnt, maar niet hoeft te getuigen. Een beroepsgeheimhouder is niet verplicht mee te werken aan de waarheidsvinding in strafzaken. Toch zijn er enkele uitzonderlijke situaties waarin het beroepsgeheim doorbroken mag en moet worden. Zo kan de patiënt zelf toestemming hebben gegeven, of er bestaat een conflict van plichten, of er is sprake van een zwaarwegender ander belang, zoals voorkomen van schade aan anderen, of bijvoorbeeld eigen verweer. Zie ook: Powerpoint presentatie mr. Sjaak Nouwt.
Dr. Jos Kole, universitair docent beroepsethiek in de gezondheidszorg in het RadboudUMC, benadrukte dat het beroepsgeheim het geheim van de patiënt betreft en niet van de zorgverlener. Het gaat hierbij om een kostbaar en kwetsbaar goed dat gebaseerd is op de morele waarde van ‘vertrouwen’. In plaats van het beroepsgeheim defensief te gebruiken, stelt hij voor het beroepsgeheim dialogisch te gebruiken: respectvol en oprecht bouwen aan vertrouwen in het besef van wederzijdse afhankelijkheid met oriëntatie op gemeenschappelijke doelen en waarden in een open ruimte. Kole ronde zijn bijdrage af met de stelling: het beroepsgeheim bescherm je beter via de dialoog dan vanuit de loopgraven.
De derde spreker, huisarts Job Nievaart, vertelde over zijn ervaringen nadat in zijn praktijk door de zorgverzekeraar een ‘materiële controle’ werd verricht. Met name de medewerkingsplicht tot het verlenen van inzage van patiëntendossiers heeft veel impact gehad. Overigens is het opvallend dat slechts 2 van de 40 patiënten een reactie heeft gegeven op de door Nievaart verstuurde brief met uitleg van de toedracht. Nievaart vraagt zich af: moet ik alles verantwoorden? Schieten we niet een beetje door? Hij maakt zich sterk en hoopt op steun van zijn collega’s in de hoop deze tendens van verantwoording die ten koste gaat van het beroepsgeheim en de privacy van patiënten te keren.
Het symposium werd afgesloten met een zeer levendig debat waaraan de sprekers, Dr. Mr. Loes Markenstein, beleidsmedewerker College bescherming persoonsgegevens, drs. Jan Kroes, divisiemanager zorg bij zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid, en de aanwezigen in de zaal aan deelnamen. Een van de punten die tijdens het debat werd benadrukt is dat ook zorgverzekeraars een kwalitatief goede en betaalbare zorg voorstaan. Materiële controle zou slechts moeten plaats vinden als alle andere vormen van controle niet genoeg gegevens oplevert.
Een verslag van het debat wordt binnenkort in de (papieren) Nieuwsbrief van JWS gepubliceerd. Deze Nieuwsbrief verschijnt ook op deze website.
Evaluatie van het symposium toonde aan dat de deelnemers het onderwerp en inhoud ervan zeer hebben gewaardeerd.