Zorgverzekeraars moeten beter uitleggen aan zorgaanbieders waarom ze overgaan tot fraudecontrole op patiëntniveau. En voorkomen moet worden dat zorgverzekeraars op de stoel van artsen gaan zitten bij fraudecontrole. Daarvoor pleit de KNMG in een discussie over gewijzigde zorgfraudewetgeving.
De Tweede Kamer stemde in september in met wijzigingen van de Wet marktordening gezondheidszorg, die de mogelijkheid tot inzage in patiëntendossiers verruimen. De wijzigingen moeten toezicht op en opsporing van zorgfraude door zorgverzekeraars en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vergemakkelijken, maar tegenstanders vrezen dat de wijzigingen het medisch beroepsgeheim aantasten. Deze week buigt de Eerste Kamercommissie VWS zich over het onderwerp.
De KNMG gaf eerder al aan niet te vrezen voor een aantasting van het beroepsgeheim, maar ziet de wetgeving wel graag op twee andere punten aangescherpt, zo legt de organisatie uit in een brief aan de Eerste Kamer. De KNMG vindt dat zorgverzekeraars beter moeten uitleggen aan zorgaanbieders waarom ze bij fraudevermoedens het zwaardere middel van detailcontrole (waarbij in het medisch dossier van een patiënt wordt gekeken) nodig achten in hun onderzoek.
Daarnaast wil de KNMG dat zorgverzekeraars niet op de stoel van een arts gaan zitten bij het nagaan van de doelmatigheid van geleverde zorg bij fraudecontroles. Alleen een arts mag oordelen over medische noodzaak, aldus de KNMG, die wil dat minister Edith Schippers regelt dat de NZa ‘vaker en strenger toeziet’ op naleving van beide punten.
De LHV vroeg al eerder, met vier andere organisaties, om in ieder geval te regelen dat patiënten vooraf toestemming moeten geven voor inzage in hun dossier bij fraudeonderzoek.
Ook JWS vindt dat patiënten vooraf moeten instemmen met de inzage in hun medisch dossier en heeft in een brief – brief-1ste-kamer-betreft-wetsvoorstel-ek-33980 – aan de Eerste Kamercommissie van VWS daarop aangedrongen.
Bron: Medisch Contact 4 november 2016 en JWS