Op vrijdag 28 februari organiseerde de Johannes Wier Stichting een middagsymposium in Amsterdam over het belang van het herkennen van mensenhandel door zorgverleners. De ongeveer honderd aanwezigen luisterden naar zes sprekers, die elk vanuit hun eigen (beroeps)perspectief naar het onderwerp hebben gekeken. Na elk blok van twee sprekers was er ruimte voor vragen en discussie.
In Nederland verstaan we onder mensenhandel het werven, vervoeren en/of huisvesten van een persoon met gebruik van dwang, geweld, misleiding, of misbruik makende van zijn of haar kwetsbare positie, met als doel iemands inkomsten af te nemen of niet uit te betalen (uitbuiting). Slachtoffers van mensenhandel kampen vaak met de psychische en lichamelijke gevolgen van de uitbuiting. In haar openingswoord benadrukte JWS-voorzitter Fransje Snijders daarom hoe belangrijk het is dat zorgverleners de signalen van mensenhandel kunnen herkennen en weten wat ze dan moeten doen.
Herman Bolhaar, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, legde uit dat er drie vormen van mensenhandel bestaan: seksuele uitbuiting (gedwongen prostitutie, onder andere door loverboys), arbeidsuitbuiting (‘moderne slavernij’) en criminele uitbuiting (bijvoorbeeld gedwongen zakkenrollen of bedelen). Seksuele uitbuiting wordt vaak niet door zorgverleners herkend. Casuïstiek is daarom belangrijk, vertelde Bolhaar. Met behulp van voorbeelden kunnen de risicofactoren beter zichtbaar worden gemaakt en begrepen.
Veel overlevers zijn regelmatig bij een huisarts of op de SEH geweest met wonden, kneuzingen of andere klachten die wijzen op mishandeling. Dat gold ook voor Sameena van der Mijden, die door Fransje Snijders op het podium geïnterviewd werd. Een loverboy dwong haar vanaf haar 18e tweeënhalf jaar lang tot prostitutie. De huisarts informeerde weleens hoe zij aan haar snij- of brandwonden, blauwe plekken of kneuzingen kwam, maar vroeg nooit door. Dankzij een vertrouwenspersoon op school wist zij uiteindelijk aan haar situatie te ontsnappen.
Johan Stam maakt deel uit van een speciaal politieteam in Oost-Nederland dat seksuele uitbuiting probeert op te sporen. Aan de hand van verschillende casussen maakte hij duidelijk dat mensenhandel vele facetten kent. Hij riep de aanwezigen op om contact op te nemen met het team criminele inlichtingen als zij in hun werk signalen ontvangen van seksuele, arbeids- of criminele uitbuiting.
De rol van de huisarts bij het signaleren van seksuele mensenhandel werd belicht door Toine Lagro-Janssen, hoogleraar Vrouwenstudies, huisarts en hoofd van het Centrum Seksueel Geweld in Nijmegen. Ze beschreef daarbij twee perspectieven: dat van de patiënt en dat van de huisarts. Veel slachtoffers vertellen niet spontaan wat er aan de hand is, terwijl uit onderzoek blijkt dat zij daar wel over willen praten met hun huisarts. Huisartsen weten vaak niet wat ze kunnen of moeten doen als ze een vermoeden hebben van mensenhandel. Volgens Lagro-Janssen is het goed om je professionele intuïtie (“niet-pluisgevoel”) zo concreet mogelijk te omschrijven, met behulp van de Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld van de KNMG.
Marcus de Koning-Man van Comensha (Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel) vertelde over het werk van zijn organisatie. Bij verdenking van mensenhandel is het volgen van de KNMG-meldcode verplicht. Aan de hand van drie casussen liet hij zien wat signalen zijn van mensenhandel kunnen zijn. Bepaalde groepen zijn extra kwetsbaar voor uitbuiting, waaronder mensen met een lichte verstandelijke beperking, een voorgeschiedenis van (seksueel) geweld of een ongedocumenteerde status.
Wanneer mag je het beroepsgeheim doorbreken bij een geval van vermeende uitbuiting? En welke aspecten van het beroepsgeheim spelen een rol bij het doorlopen van de meldcode? Dat was de focus van de presentatie van Corrette Ploem, gezondheidsjurist bij het Amsterdam UMC. Zij benadrukte dat er geen wettelijke meldplicht bestaat bij gevallen van mensenhandel. Maar er kan wel sprake zijn van een ‘conflict van plichten’ tussen iemands zorgplicht en iemands zwijgplicht. Pas wanneer het schenden van het beroepsgeheim de enige mogelijkheid is om ernstige schade bij het slachtoffer te voorkomen en er alles aan is gedaan om toestemming te krijgen van de cliënt, mag een zorgverlener het beroepsgeheim schenden. Maar zorgverleners dienen volgens Ploem heel terughoudend om te gaan met een beroep op een conflict van plichten en doorbreking van het beroepsheim. Bij toestemming van de cliënt is er immers de meeste kans op een langdurig behoud van de vertrouwensrelatie.
De Johannes Wier Stichting kijkt terug op een interessante middag, waarin het thema mensenhandel vanuit verschillende beroepsperspectieven aan de orde is gekomen.
Een uitgebreider verslag van dit symposium verschijnt later dit jaar in ons (digitale) tijdschrift. U kunt zich daarvoor opgeven via info@johannes-wier.nl. Ook vragen over dit thema kunt u per mail aan ons stellen. Wij zijn bereid om eventueel een presentatie ter plekke te geven over dit onderwerp als uw organisatie of ziekenhuis daar behoefte aan zou hebben.