Er zijn grote verschillen in gezondheid in Nederland ondanks de uitstekende curatieve gezondheidszorg. Ouderen met een hoge opleiding en goede sociaal economische status leven in Nederland zes jaar langer dan ouderen met een lage opleiding. Het verschil in gezonde levensverwachting is nog veel groter en beslaat bijna 19 jaar. Grotendeels is dit verschil te verklaren door een andere levensstijl. De burger goed informeren en adviseren en vervolgens aannemen dat diens keuze om gezonder te leven daarop volgt, blijkt niet te werken.
Tijdens het JWS-symposium “Diversiteit en Gezondheidsverschillen in de spreekkamer” van 15 maart 2019 is aandacht gegeven aan oudere migranten. Een week eerder, op 8 maart 2019, sprak Tineke Fokkema, bijzonder hoogleraar Ageing, Families and Migration bij de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences, haar oratie “Migranten van het eerste uur: een verloren generatie op leeftijd?’ uit. De aandacht voor Marokkaanse en Turkse oudere migranten gaat vooral uit naar hun hogere kwetsbaarheid: ze hebben gemiddeld minder te besteden, kampen vaker met lichamelijke en psychosociale gezondheidsproblemen en zijn slechter gehuisvest dan Nederlandse ouderen zonder migratieachtergrond. Migratie heeft Marokkaanse en Turkse migrantenouderen echter ook veel positiefs gebracht ten opzichte van hun leeftijdsgenoten in Marokko en Turkije: velen zijn uitstekend in staat om een goede oude dag te beleven. Om degenen die daarentegen zwaar hulpbehoevend zijn goede zorg te bieden, is niet alleen een cultuurverandering bij de zorginstellingen nodig, maar ook bij de ouderen en hun kinderen zelf.
In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) rapporteert het RIVM elke vier jaar over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland. In het VTV-2018 is meer informatie te vinden over gezondheidsverschillen in Nederland.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid stelt in de Policy Brief “Van verschil naar potentieel. Een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen.” voor om het preventiebeleid een nieuwe impuls te geven door niet langer de gezondheidsverschillen centraal te stellen maar het gezondheidspotentieel. Er moet worden afgevraagd hoe zoveel mogelijk gezondheidswinst kan worden behaald, en hoe gezondheidsverlies zoveel mogelijk kan worden voorkomen. Eén van drie prioriteiten die hiertoe gesteld worden is extra aandacht voor degenen met de grootste gezondheidsachterstand (zoals mensen met een lage sociaaleconomische status).
Van de zorgverleners houdt 40-50% niet specifiek rekening met mensen met beperkte gezondheidservaringen. Om daar iets aan te doen bracht het Nivel samen met Amsterdam UMC het rapport “Beter omgaan met beperkte gezondheidsvaardigheden in de curatieve zorg” uit.
Eind november 2018 verscheen het boek “Medische mensentaal”, van de hand van Frans Meijman (hoofddocent huisartsgeneeskunde en ouderengeneeskunde van Amsterdam UMC) en Annelies Bakker (coördinator afdeling Voorlichting bij het Epilepsiefonds). Het is een handboek om medisch jargon, waarvan patiënten in de war kunnen raken, te vermijden. Een bekend voorbeeld van dit jargon is: “Mevrouw, de uitslag is negatief”. Grote kans dat de patiënt dit als slecht nieuws ervaart. In het boek wordt uitgebreid ingegaan op het kiezen van de juiste woorden op het juiste moment voor de specifieke patiënt. Het boek is uitgegeven door De Tijdstroom en kost 42,50 euro.
In augustus 2019 publiceerde Pharos een update van haar factsheet sociaal economische gezondheidsverschillen. Hierin staat in kort bestek de belangrijkste informatie over deze verschillen.
Ook het Nivel publiceerde een factsheet Gezondheidsvaardigheden: Hoe gezondheidsvaardig is Nederland? – Cijfers 2019 (M. Heijmans, A. Brabers & J. Rademakers). Hierin is te lezen dat op basis van cijfers uit 2019 in Nederland 7,7% van de bevolking van 18 jaar en ouder onvoldoende gezondheidsvaardig en 21,1% heeft beperkte gezondheidsvaardigheden. Dit betekent dat 3 van de 10 volwassen Nederlanders te weinig of beperkt vaardig is om informatie over gezondheid en gezondheidszorg voldoende te kunnen begrijpen. Risicogroepen zijn mannen, ouderen, mensen met een laag opleidingsniveau of mensen die zeggen een slechtere gezondheid te hebben. De mate waarin iemand gezondheidsvaardig is, wordt zowel bepaald door kenmerken van een persoon zelf als kenmerken van ons zorgsysteem; naarmate de zorg ingewikkelder en onoverzichtelijker is, stelt dit hogere eisen aan iemands gezondheidsvaardigheden. Om de impact van beperkte gezondheidsvaardigheden zo klein mogelijk te houden, zijn zowel activiteiten nodig gericht op mensen met lage gezondheidsvaardigheden zelf, als op de inrichting van de zorg.
Meer literatuur:
Socioeconomic status, non-communicable disease risk factors, and walking speed in older adults: multi-cohort population based study. S. Stringhini et al. BMJ 2018;360:k1046