De Johannes Wier Stichting ontleent haar naam aan een Brabantse arts, Jan Wier of Johannes Wier of Weyer
Johannes Wier werd in 1515 of 1516 te Grave geboren als zoon van een handelaar in hop. Hij groeide op in Grave en ging later naar school in ‘s-Hertogenbosch. Op ongeveer 14-jarige leeftijd werd hij leerling van Hendrik Cornelis Agrippa von Nettesheim te Antwerpen, waar hij ook inwoonde. Agrippa was humanist, een typische Renaissance-geleerde en bevriend met Erasmus.
In 1534 reist Johannes Wier naar Parijs om geneeskunde te studeren en rond 1538 vestigt hij zich in zijn geboorteplaats Grave als arts. In 1545 word Wier stadsgeneesheer te Arnhem. In 1548 vraagt men hem om advies als een groot aantal door hekserij getroffen mensen naar Arnhem komt. Zijn belangstelling voor het heksenprobleem dateert waarschijnlijk van die tijd.
Heksenprobleem
In 1550 word Wier hofarts in Kleef waar een verdraagzame Erasmiaanse geest heerst. Vele geleerde politieke of religieuze vluchtelingen vinden hier een nieuwe woonplaats, zowel protestanten als katholieken. Door zijn verblijf aan het hof heeft Wier de tijd om ‘De Praestigiis Daemonum et Incantationibus ac Veneficiis’ te schrijven (‘Over de Bedriegerijen van de Duivel en Betoveringen en Vergiftigingen’), een werk met een filosofische, medische en juridische inhoud.
Het oorspronkelijk plan van Wier was een geneeskundig werk te schrijven met als doel richtlijnen aan te geven hoe de geneeskunde te zuiveren van vele onwetenschappelijke praktijken. Bij het verzamelen en bestuderen van de onderwerpen ontdekte Wier echter een veel groter en hiermee samenhangend kwaad, het heksenprobleem. Hij verdiepte zich in het heksenprobleem en de daarbij voorkomende wreedheden. Hij richtte zich vooral tegen de ‘Malleus Maleficarum’, een door inquisiteurs geschreven boek dat het heksenprobleem en de rechtspraak daarvan behandelt. Marteling speelt in dit boek een belangrijke rol.
Marteling
Hekserij was in die tijd een vreselijke misdaad en de aangeklaagde een speelbal van beulen en rechters. Wier beschouwt in zijn boek het probleem van bezetenheid (en hekserij) van o.a. medische en juridische zijde. Volgens Wier kan men de heksen niet vervolgen omdat zij dikwijls bekentenissen doen onder vreselijke marteling, waar men geen waarde aan kan hechten en omdat het dikwijls zieke en oude vrouwen zijn, die handelen onder de invloed van de duivel en die dus ‘ontoerekeningsvatbaar’ zijn.
De waarde van het boek van Wier ligt voornamelijk op het gebied van de heksenwaan en het heksenproces, hij bestreed langdurig voorarrest en onder marteling afgelegde bekentenissen. Het standpunt van Wier is uitermate mild in de wrede tijd der 16de eeuw.
Wier zelf heeft ‘De Praestigiis Daemonum….’ zesmaal herzien en uitgegeven in het Latijn. Ook verzorgde hij twee Duitse uitgaven. Door Fuglinus werden nog drie Duitse vertalingen bewerkt en er verschenen twee Franse vertalingen. Wier schreef ook nog enkele boeken over medische zaken onder andere ‘Artzney Buch’, en ‘Medicarum Observationem Rararum Liber’.
Op 24 Februari 1588 overlijdt Johannes Wier; hij wordt begraven in de later verwoeste slotkerk van Kleef.